Een stille generatie


Al 2500 jaar weet niemand wat men aan moet met de jeugd van tegenwoordig. En toch kunnen we na 2500 jaar gerust zeggen dat de westerling er flink op vooruit is gegaan. Zelfs Plato, die niet bepaald te spreken was over de jeugd van zijn tijd, zou dat niet durven ontkennen. Wanneer jongere generaties het stokje overnemen, betekent dat meestal verandering, en bijna altijd vooruitgang. Het afwisselen van generaties zijn de thesen, antithesen en synthesen van Hegel en Marx in de meest concrete vorm. Een oudere generatie botst met een jongere generatie die een nieuwe generatie opvoedt, enzovoorts. Daarmee wil ik niet zeggen dat de ontwikkeling van een generatie vanzelf gaat, en nauwelijks te beïnvloeden is. Jonge geesten kunnen voor nieuwe problemen komen te staan en gedachtekaders oproepen die nog nooit voor de geest zijn gehaald. Het afzetten van een jonge generatie ten opzichte van een oude lijkt een gegeven. Alsof het een ingreep is van de natuur, om de evolutie op gang te houden.

Ik ben de volgende die aan de beurt is om het stokje over te nemen, maar voorlopig ben ik nog aan het warmlopen. Daarbij kijk ik naar de generatie van mijn ouders, aangezien ik geacht wordt om daar mee te botsen. Ze werden volwassen in de Jaren ‘80, net als nu een tijd van crisis en grote jeugdwerkloosheid. In Nederland, en vooral in Amsterdam, verliest de eerst zo idealistische kraakbeweging haar onschuld. De jongeren gaan de straat op, en breken, wanneer nodig, net zo graag de straat af. Ook in de muziek breekt een nieuwe tijd aan. In de alternatieve scene maakt de ruige en geëngageerde punk plaats voor new wave, een artistiekere stroming waar de boodschap vaak de muziek diende.

Maar ik krijg de indruk dat wij het laten afweten. Als ik weer het zoveelste artikel heb gelezen over “de generatie niks” of “de generatie die niet klaagt” of -nog wel de lulligste benaming- “de generatie Y”, (omdat we na ‘generatie X’ komen). Zo weinig inspirerend zijn we dus. Maar er lijkt weinig idee te zijn waar deze ideaalloze generatie vandaan komt.

Ik weet dat het te kort door de bocht is om te zeggen dat jongeren nooit meer de straat op gaan. Er stonden wel een paar verdwaalde scholieren op het Malieveld in Den Haag om zich te laten horen tegen de invoering van het sociale leenstelsel, maar dat was toch vooral voor dat dagje vrij. Dat staat in schril contrast met het protest dat er in 1986 was, tegen invoering van de huidige (net afgeschafte) studiebeurs. Ook een beweging als Occupy, die niet alleen faalde door het gebrek aan concrete doelen, had ook vooral een gebrek aan weerklank onder jongeren.

Zelfs vanuit de hoek van de alternatieve muziek komt er geen krachtig geluid meer.

Misschien zijn de enigen die op dit moment nog echt strijden voor hun idealen onze jongens en meiden in Syrië en bij IS. Ook al moeten we onze vraagtekens zetten bij de onorthodoxe manier waarop dat gebeurt.

Ik kan me voorstellen dat je nu denkt ‘17 jaar, en nu al even zuur als de gemiddelde bejaarde’. En ik overdrijf misschien wat in mijn ‘vroeger was alles beter’. Misschien heb ik wel teveel naar Andere Tijden gekeken.

Ik kan me niet voorstellen dat de periode van rebellie onder de jeugd na de Tweede Wereldoorlog een eenmalige opwelling was. Er zijn nog genoeg vrijheden of onrechtvaardigheden om je hard voor te maken.

Er is geen groot, algemeen generatieconflict. Integendeel: de huidige oudere generatie blijft het liefst zo lang mogelijk jong. Daardoor gaan kinderen steeds meer op hun ouders lijken. Wie weet is er dan wel sprake van één grote generatie. Maar waar moet je je dan nog tegen afzetten als jongere?

We kunnen moeilijk zeggen dat de jeugd niet van zich laat horen omdat het zo goed met ze gaat, of met de wereld. Dat lijkt me niet het antwoord op de vraag waarom de jeugd haar idealen lijkt te verliezen.

Er is sprake van een enorm klimaatprobleem, en hoe jonger je bent, hoe meer reden je hebt tot zorgen. Piketty toonde aan dat er sprake is van een structureel groeiende ongelijkheid. Snowden bracht de grootste afluisterpraktijken uit de menselijke geschiedenis naar voren. Als we de media mogen geloven, staat de wereld ook nog eens in vuur en vlam door voortslepende conflicten. En dan zitten we ook nog eens opgescheept met een falend economisch systeem. Maar de problemen spelen zich heus niet alleen af op mondiale schaal. De crisis heeft de Nederlandse jongere een hoop onzekerheid gebracht. Studeren wordt duurder en veel jongeren zijn werkloos. En dan ben ik vast nog een hele hoop vergeten. Maar ik heb je zeker niets nieuws verteld.

Want we zijn de best geïnformeerde generatie ooit. We weten ontzettend goed wat er speelt in de wereld. Afgestompt zijn we ook niet, de reacties op de aanslagen in Parijs lieten zien dat ook mijn leeftijdsgenoten de straat weten te vinden, als het moet. Met het gebod “onderdeel van je opvoeding” werd een van mijn vrienden door zijn moeder naar de Dam gestuurd. De vraag is of we de pleinen ook zelf weten, willen en durven te vullen.

Als ik het heb over de best geïnformeerde generatie, dan heb ik het natuurlijk grotendeels over sociale media. De plek bij uitstek om als jongeren bij elkaar te komen, om nieuwe ideeën te ontwikkelen en bewegingen te beginnen. Ook iets wat je onze ouders vaak hoort zeggen: “Als wij Facebook hadden gehad… dan was de revolutie pas echt uitgebroken”. En sociale media hebben zichzelf dan ook bewezen als platform voor de ontevreden jongere. De Arabische Lente ging nog net niet de geschiedenis in als de Facebookrevolutie. Vanuit de Nederlandse sociale media blijft het echter stil. Of doe ik dan Project X Haren teniet? Of Kony 2012, dat als een nachtkaars uitging.

Jongeren in Nederland weten namelijk maar al te goed dat sociale media ook hun keerzijde hebben. Alles wat je doet op sociale media is in principe voor altijd terug te vinden. Uit den boze voor wie later nog kans wil maken op een baan, op de toch al krappe arbeidsmarkt. Een Nederlandse jongere heeft veel meer te verliezen dan een jongere in Tunesië of Egypte ten tijde van de revolutie.

We hebben dus wel de middelen, maar we gaan niet over tot actie. In dat opzicht werken sociale media het engagement juist tegen.

Sociale media tonen ook een ander beeld van de jeugd. De identiteit van de jeugd wordt grotendeels bepaald door sociale media. Op sociale media ben je niet jezelf, maar jouw zelf. Je kunt je online-identiteit compleet beeldhouwen. Jongeren waren nog nooit zo bewust van zichzelf. Maar lijken zich tegelijkertijd steeds minder aan te trekken van hun omgeving. Dit is niet alleen te wijten aan sociale media. Dit is, blijkbaar, de tijdgeest.

De jeugd is veel meer in zichzelf gekeerd. Niet per se in een egoïstische zin. Een jongere van nu is gewend om zijn eigen lat te leggen en boontjes te doppen. Mocht er toch hulp nodig zijn, dan wordt die vooral gezocht binnen het eigen (on- of offline) sociale netwerk. Maar lukt dat je niet als jongere, omdat je geen hulp kunt vinden, of omdat je netwerk ontoereikend is, dan raak je achterop.

Zo wordt onze samenleving er straks een van winners & losers. Voor jongeren wordt de arbeidsmarkt steeds onzekerder en competitiever. Succesvol zijn, wordt steeds lastiger, maar we hebben steeds vaker het idee dat dat aan onszelf is. Als je niet succesvol bent is dat je eigen schuld. Als je er wel in slaagt moet je daar vooral zoveel mogelijk van genieten. Actie voeren (of: zeuren) is een teken van zwakte. Het credo van de moderne jongere is “Ik red me wel”. Ideeën als solidariteit en maatschappelijke verantwoordelijkheid zijn dan steeds minder nodig en hebben geen hoge prioriteit meer. Dat doet allemaal vrij Amerikaans aan.

Hugo Nutbey (24 jaar, student politicologie), schreef in NRC welke gevolgen dit zal hebben voor onze huidige samenleving. “Onze grootouders begonnen de basale voorzieningen [van de verzorgingsstaat], onze ouders bouwden het uit […] Wij maken uitgebreid gebruik van deze voorzieningen, maar stellen nooit de fundamentele vragen over wat deze in de toekomst moet blijven verzorgen en hoe we dat willen bekostigen. De twintiger van nu voelt zich, als sterk individu, verheven boven dit soort collectieve zorgen.”

Als gymnasiast en toekomstig universitair student ben ik goed op weg om in de groep van winners terecht te komen. Ik maakte samen met Roemer Ockhuysen een speelfilm over mijn vriendenkring. Dus over mensen zoals ik. ‘De nieuwe elite’, maar tegelijkertijd wel levend in een bubbel. Een veilige, afgesloten en overzichtelijke leefruimte. Maar ook een beklemmende omgeving. Het is natuurlijk overzichtelijker en veiliger om je neer te leggen bij het systeem. (Het systeem klinkt misschien zwaarder dan nodig, een vriendenkring, een samenleving of een economisch systeem bundel ik voor de gelegenheid onder één noemer). Het wordt wel heel ingewikkeld als we juist dat systeem zouden willen veranderen, lijkt de gedachte. Ook al weten we stiekem dat dat beter is.

De film bevestigt het gebrek aan idealisme. Misschien voor sommigen een confronterend portret. Maar ik ga er van uit dat de meeste kijkers van een afstand kijken en vooral het zorgeloze, overzichtelijke en onbeduidende leven van een Amsterdamse jongen zullen zien. Het motto van de film toont deze ambiguïteit. ‘De stad behoort aan enkelen zoals ik’ (Ramses Shaffy). Zelfstandig, gelukkig en eenzaam. Het moet nog blijken of dit het beeld van onze generatie blijft.

Het feit dat we een film maakten met de intentie dat deze zonder idealen zou zijn, of zonder moraal, zegt veel. Hoe kwamen we op het idee om niets te willen vertellen? Of is dat juist hetgeen dat we te vertellen hadden?

De prestatiegerichte samenleving zorgt ervoor dat we vooral bezig zijn met het stellen van doelen en oplossingen. Slagen is gewoon een kwestie van de behaalde doelen afvinken. dat biedt geen richting. Rob Wijnberg neemt als voorbeeld de afschaffing van de slavernij. “Dat die afschaffing [van de slavernij] er toch kwam, is te danken aan mensen met visie en idealen: mensen die zich niet lieten weerhouden door het ‘probleem’ slavernij en de onenigheid over de ‘oplossingen’ (‘Wie legt onze spoorlijnen aan als we geen slaven meer hebben?’), maar die een groter idee hadden over hoe de wereld rechtvaardiger zou kunnen zijn – ongeacht communis opinio en status quo.” Om te ontwikkelen zijn idealen noodzakelijk.

Het gebrek er aan is dus zorgwekkend. De samenleving is niet een kant-en-klaar systeem waarin je alleen maar hoeft mee te draaien. Wij zijn straks die samenleving, en wij moeten haar straks voeden, met ideeën. Met alleen het oplossen van problemen van vorige generaties komen we er niet.

De samenleving is geen gegeven. We onderschatten de invloed die we hebben om deze te veranderen. Wie zegt “ik red me wel” zegt eigenlijk “de kaarten zijn geschud, niks aan te doen, ik worstel me er wel doorheen.”

Hoe dit idee is ontstaan weet ik niet. We moeten er in ieder geval zo snel mogelijk van af.

Ik begon dit stuk door er (misschien wat obligaat) wat oude denkers bij te halen. Laat ik afsluiten met denkers van nu. Thomas Piketty stelde een groot probleem aan de kaak (namelijk de groeiende ongelijkheid), maar neemt nauwelijks politiek stelling. Hij laat het ontstaan van ideeën over aan ons. Maar geeft ons wel een waarschuwing mee. “Het zou dom zijn om te denken dat we wel weten hoe het moet [namelijk een samenleving inrichten], en dat er dan alleen een opstand nodig is om dat door te drukken. Het probleem is meestal dat we niet precies weten wat we willen.” zei hij in een uitzending van Tegenlicht. Dus als we de revolutie willen laten uitbreken moeten we eerst wel goed bedenken hoe we de samenleving de dag na de revolutie gaan inrichten. “Of je hoopvol of moedeloos bent, hangt af van hoe je denkt dat de wereld kan veranderen.” sprak klimaatactiviste en schrijfster Naomi Klein in dezelfde uitzending. Zij die denken dat de verandering komt vanuit de elite zijn vaak moedeloos, zij die denken dat verandering kan komen van onderop zijn vaak hoopvol.

Democratie is niet een kwestie van een paar keer per jaar naar de stembus gaan. Als je de politiek wil veranderen moet je de publieke opinie veranderen. En dat kan, door bijvoorbeeld te demonstreren. Je kunt niet in je eentje de wereld veranderen.

Het is niet radicaal om een ideaal te hebben. Zelfs ik heb ze. Er moet worden geknokt voor onze privacy, een vrij internet en vrije software. We moeten nadenken over de mogelijkheid van een basisinkomen. We moeten ons wapenen tegen de dreigende ongelijkheid.

Maar denk ook zelf eens na. Ga in het café zitten en praat met elkaar. Inspireer elkaar. Het systeem heeft grotendeels gefaald, nu is de uitgelezen kans om zaken te gaan veranderen. Het idealisme is niet dood. De waarde en de noodzakelijkheid er van moeten alleen opnieuw worden onderkend. Wie weet wat daar nog uit voortkomt. Ik ben hoopvol.